Fijnstof
Met de term fijnstof wordt een mengsel van vaste en vloeibare deeltjes bedoeld met een diameter kleiner dan 0,1 µm. Het komt vrij in onze atmosfeer via diverse processen en vanwege de zeer lage massadichtheid en omvang, belandt het niet direct op de grond, maar blijft het gedurende langere tijd in de lucht hangen, met vervuiling als gevolg.
Fijnstof (PM) is onderverdeeld in 2 klassen op basis van de omvang van de deeltjes in diameters.
– PM 10: deeltjes met een diameter kleiner dan 10 µm
– PM 2.5: deeltjes met een diameter kleinder dan 2.5 µm
Met betrekking tot de gezondheidsrisico’s kan over het algemeen gesteld worden dat hoe kleiner de diameter, hoe dieper de deeltjes door kunnen dringen in onze luchtwegen en hoe meer schade de fijnstof kan veroorzaken.
Bron van de uitstoot
Fijnstof kan primair worden uitgestoten door bijvoorbeeld verbranding, de metallurgische industrie of door erosie, maar het kan ook ontstaan tijdens een secundair proces, na de uitstoot van gassen zoals zwaveldioxide, stikstofoxide of ammoniak.
Uitstootbronnen van gassen, die kunnen leiden tot secundaire fijnstof, zijn onder andere precursors veroorzaakt door het houden van dieren en het verkeer. Deze gassen kunnen vervolgens worden getransporteerd, wat resulteert in secundaire fijnstof ver van de bron van uitstoot vandaan.
Wegverkeer en industriële processen behoren tot de belangrijkste bronnen van primaire fijnstof. Door de technologische vooruitgang in de energiesector, is de uitstoot van verwarmings- of koelsystemen in gemoderniseerde gebieden gedaald. Industriële landen, die hun energiesector nog niet hebben gemoderniseerd, ondervinden nog altijd veel last van fijnstof die uitgestoten wordt door de industrie, het verkeer en de energiesector.
Ondanks de ontwikkelingen in de moderne energietechnologieën, zijn er in gebieden met zeer veel wegverkeer, extreem hoge concentraties fijnstof als gevolg van de uitstoot van uitlaatgassen en het opstuiven van stof. Concentratieniveaus kunnen veranderen als gevolg van weersveranderingen. Lange periodes van droogte leiden bijvoorbeeld tot verhoogde niveaus van fijnstof in de atmosfeer.
Gezondheidsrisico’s
De ernst van gezondheidsschade door fijnstof varieert. Het kan leiden tot ontsteking van de bronchiën, onherstelbare schade aan de luchtwegen, het hart en het vaatstelsel, afhankelijk van de penetratiediepte en de omvang van de deeltjes.
Grote deeltjes kunnen worden gefilterd door onze neus en bovenste luchtwegen, maar kleine deeltjes met een diameter van minder dan 0,1 µm kunnen verder doordringen en ons vaatstelsel en longweefsel bereiken. Kleine deeltjes vormen dus een accuut gevaar voor onze gezondheid. Bepaalde kankerverwekkende stoffen kunnen bevestigd zijn aan bepaalde deeltjes en door inademing bereiken deze deeltjes onze luchtwegen en ons longweefsel. Afhankelijk van hun omvang kunnen ze ook ons vaatstelsel of dieper weefsel penetreren.
Er is geen grenswaarde die aangeeft tot welke waarden fijnstofvervuiling kan worden beschouwd als ongevaarlijk – fijnstof vormt altijd ernstige gezondheidsrisico’s.
Epidemiologische studies hebben aangetoond dat vervuiling door fijnstof leidt tot een zeer sterke toename van ziekenhuisopnames van patiënten met acute luchtwegaandoeningen, en een verminderde levensverwachting in verontreinigde gebieden. De WHO schat dat 80% van alle sterfgevallen in verband met luchtvervuiling veroorzaakt is door
hartfalen, 14% door chronische luchtwegaandoeningen en 6% door longkanker.
Preventieve maatregelen
Kleine deeltjes in de lucht zijn niet uit de lucht te halen of afbreekbaar. De uitstoot moet dus worden verminderd. Dit kan worden bereikt door het minimaliseren van de processen die leiden tot de uitstoot van fijnstof of door de ontwikkeling van technieken die de hoeveelheid uitgestoten deeltjes verlaagt.
De WHO en de EU hebben internationale uitstootgrenswaarden opgesteld om fijnstofvervuiling te verminderen, omdat de directe effecten zeer schadelijk zijn en de lange termijn gevolgen volledig onvoorspelbaar zijn. Elk land dient de bijbehorende metingen en het beleid te implementeren. Diverse strategieën zijn ingevoerd om uitstoot te verminderen. Eén van de doelstellingen is om het bewustzijn onder de bevolking te verhogen en zo de uitstoot door het dagelijks verkeer en het energieverbruik tot een minimum te beperken.
Omdat er geen grenswaarde is voor ongevaarlijke fijnstofvervuiling, is het belangrijk om uitstoot tot een minimum te beperken.
Beschermende maatregelen
Op dit moment zijn er geen officiële aanbevelingen voor beschermende maatregelen voor de algemene bevolking. Officiële richtlijnen van openbare verzekeraars (DGUV) en federale instellingen voor bedrijfsveiligheid (BAUA) geven beschermende maatregelen aan ter bescherming tegen fijnstof in de werkomgeving.
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PMB) worden meestal gedragen in de medische en industriële sector om werknemers te beschermen tegen kleine deeltjes en virussen. Aangezien de omstandigheden vergelijkbaar zijn met de bescherming tegen fijnstofvervuiling, kunnen dezelfde maatstaven gebruikt worden. Luchtwegbescherming, die gedragen wordt in de industriële en de medische sector, is dus het belangrijkste middel voor de bescherming tegen fijnstof. Overheidsinstanties raden FFP2-maskers aan als geschikte bescherming [1]. Indien blootgesteld aan zeer hoge concentraties fijnstof, worden beademingsmaskers die aan de Dolomite test onderworpen zijn aanbevolen (BGR GUV R 190).
BGI/GUV-I 514 en de resultaten uit het Nanosafe 2, tonen dat FFP2 beademingsmaskers passende bescherming bieden bij het werken met nanodeeltjes met een diameter variërend van 0,02 µm tot 0,1 µm. Dezelfde beademingsmaskers-klasse bieden ook voldoende bescherming tegen hoge concentraties uitlaatgassen van dieselmotoren (TRGS 554).
Dragers moeten ervoor zorgen dat het masker correct gecertificeerd is volgens EN 149: 2009 – alleen dan kan een goede bescherming tegen deeltjes gegarandeerd worden. Gecertificeerde beademingsmaskers volgens EN 149:2009, zijn getest op penetratie van deeltjes, lekkage en ademhalingsweerstand, met testdeeltjes die in omvang variëren van 0,02 µm tot 2 µm in diameter (equivalent aërodynamische diameter), waardoor zinvolle conclusies met betrekking tot de bescherming tegen fijnstof en de bijbehorende verontreiniging mogelijk zijn (zie PM-classificaties).